KLIMREK

Hoe ziet een Vlaams varkensbedrijf eruit?

Een eerste stap in het klimaattraject voor de varkenshouderij is het uitvoeren van een systeemanalyse. Daarbij worden alle systemen, processen en praktijken in kaart gebracht die ecologisch en/of economisch relevant zijn en plaats kunnen vinden op een Vlaams varkensbedrijf. Het systeemschema en de oplijsting van processen en praktijken zullen als basis dienen voor de verdere uitwerking van de klimaatscan, maar kunnen nog verder evolueren naarmate we nieuwe inzichten verwerven in de loop van het project.

We evalueren de milieu-impact en in het bijzonder de klimaatimpact van het varkensbedrijf van ‘cradle-to-gate’, wat inhoudt dat we de impact van alle processen meenemen die plaatsvinden vanaf de extractie van natuurlijke grondstoffen (die gebruikt worden voor de aanmaak van allerlei ingekochte producten) tot op het moment dat de dieren het landbouwbedrijf verlaten. Al deze processen vallen binnen wat in levenscyclusanalyse de ‘systeemgrenzen’ genoemd worden. Binnen deze systeemgrenzen onderscheiden we 2 systemen: het achter- en het voorgrondsysteem.

Het achtergrondsysteem omvat alle inputs of ingekochte producten (zoals voeder en energie) en infrastructuur (machines, technische installaties en gebouwen) die het varkensbedrijf binnenkomen en die bij opkweek van de dieren rechtstreeks of onrechtstreeks verbruikt worden. De klimaatimpact van processen in het achtergrondsysteem becijferen we a.d.h.v. gegevens uit databanken. Denk hierbij aan de klimaatimpact van de productie van een voedersilo, inclusief de impact van de afvalverwerking op het einde van diens levensduur.           

Het voorgrondsysteem komt overeen met het varkensbedrijf zelf. Hierbinnen onderscheiden we 6 deelsystemen: voeder-, vee-, mest-, water- en energiebeheer en infrastructuur. Om de klimaatimpact van de processen die onder elk van deze deelsystemen vallen te bepalen, maken we zoveel mogelijk gebruik van bedrijfsspecifieke data. Die data halen we o.a. uit het boekhoud- of het managementpakket van het bedrijf en uit bevraging van de landbouwer. Ontbrekende data schatten we in met de informatie voor handen, dit gebeurt bijvoorbeeld bij data rond emissies die met mestopslag gepaard gaan.

Per deelsysteem bekijken we de processen die erin plaatsvinden en de bijbehorende input- en outputstromen, die zowel materieel als energetisch kunnen zijn. Sommige stromen komen van buiten of gaan buiten de systeemgrenzen, andere stromen lopen tussen (processen van) deelsystemen. Elke stroom wordt gekwantificeerd. Belangrijk hierbij is dat dit schema op verschillende bedrijfstypes van toepassing is. Zowel de processen op een zeugenbedrijf (aankoop van zeugen, verkoop van biggen), als op een vleesvarkensbedrijf (aankoop van biggen, verkoop van vleesvarkens), als op gesloten bedrijven (aankoop van zeugen, verkoop van vleesvarkens) kunnen ermee in kaart worden gebracht.

Systeemschema_varkens

1. Voederbeheer

Binnen voederbeheer onderscheiden we volgende subsystemen:

  • Voederaankoop: omvat alle voeders die niet op het bedrijf zelf geproduceerd worden. We onderscheiden droge en natte, samengestelde en enkelvoudige voeders, naast kern bij zelfmengers. Ook additieven en melkpoeder voor de biggen zijn inputs voor dit subsysteem. 
  • Voederproductie: omvat alle handelingen nodig om eigen voeders te produceren. Op Vlaamse varkensbedrijven wordt vaak maïs geteeld, maar ook graan en leguminosen (op biobedrijven) komen voor. Meststoffen, zaaigoed, gewasbeschermingsmiddelen, brandstof en landgebruik zijn in hierbij de belangrijkste inputs die het bedrijf van buitenaf binnenkomen. Ook mest van eigen dieren vormt een input voor dit subsysteem. De handelingen binnen dit subsysteem brengen niet enkel eigen voeder voort. Afhankelijk van de rotatie, bemesting en het oogstrestenbeheer kunnen ze ook tot veranderingen in het bodemkoolstofgehalte leiden. Deze veranderingen zullen via de koolstofmodule in de klimaatscan in kaart worden gebracht.
  • Opslag: omvat de opslag van eigen en aangekochte voeders. Inputs voor dit subsysteem zijn infrastructuur en materialen.
  • Mengen en voederen: bedrijven die geen volledig mengvoeder aankopen, mengen zelf eigen en/of aangekochte voederstromen om het rantsoen voor hun dieren samen te stellen. De infrastructuur die hiervoor nodig is (een - al dan niet mobiele- menginstallatie of brijvoederkeuken) en de energie nodig om deze aan te drijven, vormen inputs voor dit subsysteem. Tot slot kan ook het voederen zelf om input van infrastructuur (vijzels, pompen) en energie vragen, tenzij dit handmatig gebeurt.

De output van het deelsysteem voederbeheer is het rantsoen voor de verschillenden diercategorieën op het bedrijf. Indien vergisting plaatsvindt – wat op een varkensbedrijf momenteel nog eerder uitzonderlijk is- kunnen ook gewasresten als input dienen voor de eigen energieproductie via covergisting.

2. Veebeheer

Dit deelsysteem omvat alle dierlijke processen verbonden aan de kweek en – op vleesvarkenbedrijven – het afmesten van de dieren. We onderscheiden verschillende diercategorieën die – afhankelijk van bedrijfstype- al dan niet allemaal op het bedrijf aanwezig zijn: gelten, drachtige/lacterende/te dekken zeugen, (speen)biggen, vleesvarkens en fok- en zoekberen. De voornaamste inputs voor dit deelsysteem zijn aangekochte dieren en fokmateriaal (KI-materiaal), naast medicijnen. Daarnaast vormt het rantsoen van de dieren een interne inputstroom die voortkomt uit het deelsysteem voederbeheer, en water is hier een interne inputstroom uit waterbeheer. De belangrijkste output van veebeheer zijn de verkochte dieren (afhankelijk van het bedrijfstype: (speen)biggen, vleesvarkens, gelten of reforme zeugen). Het is tegen deze output dat de bedrijfsemissies zullen worden afgezet. De hoeveelheid verkochte dieren vormt m.a.w. de functionele eenheid van de carbon footprint. Daarnaast verlaten dieren ook het bedrijf door uitval of sterfte. Outputs die binnen het varkensbedrijf blijven, zijn mest en bevuilde lucht die respectievelijk als input dienen voor mestbeheer en infrastructuur.

3. Mestbeheer

Dit deelsysteem focust op de opslag en be- en/of verwerking mest. We onderscheiden drijfmest (in de mestput) en vaste mest (mest gemengd met strooisel). Inputstromen omvatten het beddingmateriaal, reinigingswater, spuiwater van de biologische luchtwasser, eventuele additieven, infrastructuur (mestput, mestschuif…) en energie vereist voor het aandrijven van mestcollectie- en verwerkingssystemen (mestschuif, -mixer, -scheiding, -droger). Mest en emissies uit mest vormen de voornaamste outputstromen van het proces mestbeheer. Deze al dan niet be- of verwerkte mest kan worden afgezet op eigen gronden voor productie van eigen voeders of kan buiten het bedrijf worden afgezet. Mestvergisting voor productie van eigen energie komt op varkensbedrijven nog niet frequent voor.

4. Infrastructuur

Dit deelsysteem omvat de algemene infrastructuur en machines op het bedrijf, die niet kunnen worden toegekend aan een specifiek deelsysteem. Hieronder vallen ammoniakemissiereducerende technieken zoals luchtwassers, biobedden en aanpassingen aan het stalsysteem, maar ook het klimatisatiesysteem (verwarming, ventilatie, verneveling en biggenlampen). Ook de stalinrichting en materiaalonderhoud vallen hieronder. De interne input voor dit deelsysteem is de bevuilde stallucht uit veebeheer en water uit waterbeheer. De voornaamste externe inputstromen zijn beddingmateriaal, water en chemicaliën voor luchtwassers, machines en technieken voor klimatisatie en reductie van ammoniakemissies met hun bijhorend energieverbruik.  Het afvalwater van de stalreiniging en spuiwater van de luchtwasser zijn de belangrijkste outputstromen van het subsysteem.

5. Energiebeheer

Het energiebeheer op een varkensbedrijf omvat zowel aangekochte energie als eventueel zelf geproduceerde energie. Dit proces kan dus zeer beperkt zijn tot eenvoudige installaties en afname van elektriciteit van het net om te voeden aan verschillende deelsystemen, maar kan evengoed bestaan uit eigen productie van elektriciteit en/of warmte, bijvoorbeeld via zonnepanelen, een zonneboiler, en in eerder uitzonderlijke gevallen via pocketvergisting. Inputstromen zijn dus de aangekochte energie voor elektriciteit of warmte en de benodigde infrastructuur. Afhankelijk van de leverancier komt de elektriciteit binnen met een inherente milieu-impact dewelke verdeeld wordt over verschillende toepassingen a rato van het elektriciteitsverbruik van elke afzonderlijke toepassing. De outputs van energiebeheer zijn –naast de eventueel opgewekte energie- de indirecte energetische emissies.

6. Waterbeheer

Waterbeheer omvat de voorziening en behandeling van water bestemd voor en afkomstig van de andere subsystemen of naar/van buiten het bedrijf. Afhankelijk van het type water (grond-, oppervlakte-, regen- of leidingwater) en de toepassing, bestaat de input van dit subsysteem uit water, chemicaliën, filters, UV-units etc. De output van het proces waterbeheer is voor- of nabehandeld water inclusief de gerelateerde emissies naar het (aquatisch) milieu.